Zingen en schrijven

Het is niet toevallig dat Grosse Fuge van Beethoven de rode draad vormt van mijn roman ‘Op drift’. In een eerdere blog schreef ik al over het effect dat dit muziekstuk op mij had, toen ik het voor het eerst hoorde.

Muziek heeft altijd een grote rol in mijn leven gespeeld. Ik luister veel en van alles: jazz, funk, flamenco, fado, disco, pop, soul, electro, rock. En ik ben nog net zo nieuwsgierig naar nieuwe muziek en onbekende artiesten als toen ik klein was. Met een drummende broer, een Indische moeder die veel zong en danste en een vader met bijzondere 78-toeren albums van o.a. Frank Sinatra, Kathleen Ferrier en Mahalia Jackson, een oude AKAI bandrecorder (met één witte en één antracietkleurige band) en later een Grundig cassetterecorder, raakte ik op jonge leeftijd al verslaafd aan muziek. Het kon dat ook niet anders dan dat ik een instrument zou gaan bespelen.

Dat werd de piano. Later de saxofoon. En hoewel ik pas eind twintig was, toen ik serieuze zanglessen ging volgen, heb ik me altijd meer een zangeres gevoeld dan een instrumentalist. Als autodidact met een goed gehoor, zong ik met alle nummers mee die ik leuk vond. En ik vind heel veel leuk. Op die manier ben ik een wandelende songtekstencatalogus geworden, die professionele muziekvrienden raadplegen als ze de tekst kwijt zijn. Ik ben zowel voor de songteksten als voor de muziek van een nummer gevoelig. Soms gaan die twee een symbiose aan en word ik ten diepste geraakt. Ik vind het fascinerend en onbegrijpelijk hoe dat werkt. Maar met bepaalde akkoorden, tempi, stemgeluid, baslijn en woorden, kan dat kennelijk.

Diezelfde magie kunnen bepaalde boeken, gedichten of andere geschriften op mij hebben. Ik herinner me nog goed hoe ik de tranen voelde opwellen, toen ik ‘Het meesterstuk’ van Anna Enquist las. Huilen bij het lezen van een boek? Het was nieuw voor me. Dit affect is wat schrijven en muziek – en in het bijzonder: zingen – voor mij boeiend maakt, en waardoor beide activiteiten met elkaar verbonden zijn.

Ik zing als mezzo-sopraan in een 5-stemmig a capella-koor. Het is logisch dat ik mijn eigen zangpartijen goed uit mijn hoofd moet kennen. Maar het belangrijkste in een a capella-koor is blending (sorry, ik ken geen goed Nederlands equivalent). De alten, bassen, tenoren, mezzi en sopranen moeten in samenzang klinken als één volle stem met al die 5 lagen erin. Goed luisteren, kijken, afstemmen, bijstellen is wat ik dan doe. Wanneer elk koorlid dat doet, en we inderdaad dat volle éénstemsgeluid produceren, ontstaat er magie. De zang stijgt op.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *