“Rijd voorzichtig”

“Gaat dat wel?”

Zwijgend kijkt mijn 87-jarige vader mij aan en denkt na. Dit is het moment waarop ik begin te twijfelen of ik de grens tussen bemoeizucht en bezorgdheid heb overschreden met mijn vraag. Het is zijn leven, zijn verhaal. Zijn laatste hoofdstuk. Niet het mijne. Ik speel een bijrol.

“Ja, ja, dat gaat best, hoor. Zolang ik nog kan autorijden, blijf ik dat gewoon doen. Maak je geen zorgen.”

Terwijl hij in zijn auto stapt, verschijnt er een zuinig lachje op zijn gezicht. Ik interpreteer het als vaderlijke dankbaarheid voor een meelevende dochter. Hoe anders interpreteerde ik precies datzelfde lachje, toen ik 13 was? Het bezorgde me een gevoel van onmacht; mijn vader was slim en soeverein. Ik werd uitgelachen, weggehoond door hem. Ik was dom, kon niks. Het draaide in de wereld immers om mannen, niet om vrouwen. Het zorgde ervoor dat ik minder vragen durfde te stellen, meer in mijn schulp kroop en overijverig werd op school. Steeds banger om te falen, om het verkeerde antwoord te geven op vragen van docenten. Ik dook weg, als ze een beurt gingen geven. Achter mijn muur van hoge cijfers kon ik me goed verstoppen. Wat had ik daar nu nog aan?

Die cijfers hebben me veel gebracht. Ik ging studeren, had goede banen, voldoende geld, een goede woning, een goed netwerk. Maar ik was ook altijd snel geïntimideerd door mensen die slimmer waren dan ik, of die zichzelf beter konden verkopen dan ik. Dan maakte ik mezelf klein. Jarenlang leefde ik vanuit mijn hersens. Een beetje vanuit mijn hart en amper vanuit mijn lichaam. Alsof de motor van mijn leven van cognitieve aard was. Daarin deed ik mijn vader na. Mijn moeder leefde anders, maar ik verwierp haar levenswijze als voorbeeld voor de mijne. Misschien wel omdat ik het te voor de hand liggend vond. Te simpel, te aards. Bovendien had ik haar goedkeuring voor mijn bestaan al ontvangen; zij had mij gebaard. En dus bleef ik maar hengelen naar goedkeuring van die andere ouder. Een kind leert door na-apen.

Sinds ik zelf kinderen heb, begin ik het leven iets beter te begrijpen. Of nee, ik begin het beter te voelen. Leven zit namelijk in lichaam en hart. Ik herinner me nog goed hoe kwetsbaar ik me voelde, toen mijn oudste zoon meteen na zijn geboorte op mijn borst werd gelegd. Verbaal en analytisch was ik afwezig. Overspoeld door een golf van zintuiglijkheid deed ik niks anders dan naar die tien vingertjes kijken, die het luchtledige aftastten. Mocht ik met dit wezen omgaan? Het voeden en opvoeden? Verzorgen en begeleiden? Ik was moeder geworden; ik voelde me dankbaar en hulpeloos. Intuïtie bleek mijn grootste troef. Sommige dingen in het leven hoef je niet eerst te leren om ze te kunnen.

Ik glimlach naar mijn vader en omhels hem. En ik zeg nu tegen hem precies hetzelfde als ik tegen mijn oudste zoon zei, toen die voor het eerst alleen naar school fietste: “Rijd voorzichtig.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *