Dat is wat ik vorige week dacht, toen de media aandacht schonk aan de persconferentie van Wilders, waarin hij zijn 10-punten-asielplan presenteerde. Ik snap best de spagaat van de media over het wel of niet berichten, en zo ja, hoe. Maar dit was toch een overduidelijk amateuristische vertoning, op een overduidelijk opportunistisch moment? Bovendien op een moment dat er belangrijkere dossiers om aandacht schreeuwen: klimaat, stikstof, Gaza, defensie, jeugdzorg. Laten we hopen dat daar nu de aandacht weer naartoe gaat.
Want waar moeten we beginnen met het weerleggen van de woorden van Wilders? Hij en zijn partij (?) blijven zeggen dat Nederland massaal voor een streng asielbeleid heeft gestemd, dat Nederland er klaar mee is, terwijl bij de laatste tweedekamerverkiezingen ruim 75% niet op de PVV heeft gestemd. Dat is massaal.
Sinds 2022 werk ik één dag per week als juridisch vrijwilliger op een AZC. Ook al ben ik jurist, van het asiel- en migratierecht wist ik destijds vrij weinig. Inmiddels ben ik er beter in thuis, maar ik verbaas me nog steeds over de disbalans tussen rechtzoekende en bestuursorgaan. Dat zie je goed in de termijnen. Waar de IND er nu 15 maanden over mag doen om te beslissen op een asielaanvraag – wat in de praktijk neerkomt op 21 maanden, maar dat terzijde – moet de afgewezen asielzoeker via zijn advocaat binnen 1 tot 4 weken in beroep gaan, en soms parallel hieraan binnen 24 uur een voorlopige voorziening vragen, omdat een IND-afwijzing onmiddellijke rechtsgevolgen heeft. Het is knap dat advocaten dit elke keer weer voor elkaar weten te krijgen. Zeker als je bedenkt dat hun cliënt, de asielzoeker uit Eritrea, Jemen, Sudan, Syrië of Afghanistan, vaak geen woord Engels, laat staan Nederlands, spreekt.
Als mensen horen dat ik dit werk doe, is hun reactie vaak ‘Wat goed dat je dat doet.’ Ik vraag me af wat ze er precies mee bedoelen. Is het een compliment? Een verkapte suggestie om het gespreksonderwerp verder te laten rusten? Schaamte? Jaloezie? Sinds kabinet-Schoof houd ik er ook rekening mee dat mensen eigenlijk bedoelen: ‘Dat werk heeft toch totaal geen zin, joh. Nederland heeft veel te veel asielzoekers. We kunnen het gewoon niet meer aan.’
Ik kan daar niks mee. Omdat het namelijk niet gebaseerd is op feiten. Maar hoe vertel ik met respect iemand dat de feiten niet kloppen? Wijzen op onjuistheden leidt vaak tot irritatie en daarmee verdwijnt een gesprek al snel uit zicht. En toch is dat wel wat we zouden moeten doen. Contact leggen, gesprekken voeren, de ander laten merken dat je luistert, dat je er bent.
Regelmatig moet ik een AZC-bewoner slecht nieuws brengen: ‘Nee, de IND heeft helaas nog steeds niet op uw gezinsherenigingsaanvraag besloten. Ook niet na de ingebrekestelling.’ ‘Voor een nieuwe asielaanvraag moet sprake zijn van een nieuw feit. Dat lijkt er niet te zijn.’ ‘Ik ben bang dat er geen uitstel meer kan worden ingediend in verband met uw vertrek’.
Het went nooit.
Mensen verlaten hun geboortegrond pas, als het echt niet anders kan. Als er niks anders op zit dan veiligheid boven geluk te plaatsen. “No one leaves home / Unless home is the mouth of a shark”, schreef de Britse dichter Warsan Shire.
Migratie is van alle tijden. En dat laat zich niet – of op zijn best: heel lastig – in wetten en verdragen reguleren. Politici die iets anders vertellen, vertellen sprookjes. Het herhalen van die sprookjes is kwetsend voor de migrant, onverantwoordelijk voor de politiek en ondermijnend voor de democratie.